Historie
Toen de in 1446 gebouwde veenmolen niet langer in staat bleek de Veenpolder behoorlijk te bemalen, besloot het polderbestuur op 5 augustus 1625 een nieuwe molen te bouwen. Dit werd de Nieuwe Veenmolen.
Het besluit werd door de bode van ‘de Ed. Heeren Dijckgraeff, ende Hooge Heemraden van Delfflant’ op 7, 8 en 10 augustus 1625 bekend gemaakt en aangeplakt ‘met 2 voorgaende clock luijdinghe binnen der stadt Delff, in Sgravenhage, binnen Rijswijck, tot Voorburgh, ende aenden Leytschendam’. In december 1626 verkreeg het bestuur officiële toestemming om te bouwen; pas in 1654 werd tot aanbesteding overgegaan.
De fundering werd uitbesteed aan Dirk van Duin voor 33 stuiver per duizend steen. In de molen werden 266.000 stenen verwerkt, dus voor fl. 438,90. De tekeningen maakte Corn. Van ’t Wout voor fl. 200,-, terwijl hem eveneens het houtwerk werd opgedragen voor fl. 6.200,- . Voor het rietwerk werd nog fl. 285,- betaald. Dit riet kwam uit Werkendam, terwijl van het houtwerk werd gezegd ‘leggende buyten de Oostpoorte der Stede Delff.’
De molen is achtkantig met een doorsnede van 10 m. en een hoogte van 14 m. De wieken zijn ca. 25 m. lang; de molen kan – afhankelijk van de windkracht – 25 tot 60 m3 water per minuut opbrengen.
De Nieuwe Veenmolen werd in 1953 door leden van het Nederlands Instituut van Aannemers Grootbedrijf (NIVAG) aangekocht en door restauratie wederom bedrijfsklaar gemaakt. Voor polderbemaling doet hij uiteraard geen dienst meer.